Fin, Hoed en de opklaring

Ze kwam er dan toch gisteren. De langverwachte opklaring. Aanvankelijk schoorvoetend, aarzelend. Later iets uitbundiger maar van korte duur. Tussen het betongrijs door was daar even de zon en – hoera! hoera! – een blauwe vlek. Eindelijk kon ik naar buiten voor wat foto’s en een frisse neus. In een jas met kap uiteraard. Gewapend met laarzen tegen modder en plassen. Wellies. When there’s puddles. (uit First Day at School van Roger McGough)

Een dubbel modderspoor leidt naar het huis in opbouw langs het wegje. Het huis van Fin en Hoed. Het huis dat niet meer is. Fin en Hoed die niet meer zijn. Al jaren. Hun kinderen kregen ruzie. De één gunde de ander zijn/haar erfdeel niet en zo geraakte de erfenis niet afgehandeld. Tot vorig jaar of zo. Tes iene va Brussel, zei de oudste dochter. Dane eit gekocht.

Het huis lag grijs en rustig aan het einde van het wegje tussen onze tuin, het populierenparkje en de beek. Omringd door bomen. Van aan de voordeur vertrok een steil voetwegje tussen coniferen naar een hoger liggende straat. Tegenover de deur, aan de overkant van het wegje, een trapje op naar de resten van een oude serre. Zo lag het huis van Fin. Een halve bouwval was het al toen ze nog leefde. Enkele maanden geleden stortte een deel van de zijgevel in en daarom besloot dane va Brussel het af te breken en op dezelfde plek nieuw te bouwen. Dat moest zo volgens de bouwvoorschriften.

Toen onze zonen klein waren en nog vaak buiten speelden, gingen ze regelmatig tot bij Fin. Om een babbeltje te slaan of een nieuwe fiets te tonen. Of Fin kwam bij ons aan de draad staan. Met haar trage gang kwam ze aangesloft, haar hondje Snoopy (Snoeeewpi staiterik) achter haar aan. Fin in haar schort. Die was al even onafscheidelijk als haar hond. En telkens er hier bij ons een zoontje bij kwam, was zij er als de kippen bij om naar et kinneke te komen kijken. Met een cadeautje voor de nieuwe spruit en snoepjes of fruit voor de andere zonen. En toen Fin hoorde dat er iets mis was met zoon vier, vond ze dat heel erg voor ons. Dat herhaalde ze elke keer weer. Zo was Fin.

Haar man Hoed (zijn echte naam kenden we niet, maar hij had altijd een deukhoed op) reed elke ochtend met zijn rood Toyotaatje weg en kwam ’s avonds net voor het avondeten weer thuis. Van ze lief, zei Fin. Hij kwam alleen naar huis om te eten en te slapen en als de facteur het pensioen bracht. Ze had er zich bij neergelegd, zei ze. Wa moet ekik annezer? Ze maakte eten voor hem klaar en waste zijn kleren. Want ze had hem nodig. Ze had zijn pensioen nodig. Fin kon nergens anders heen. In haar wereld bestond geen vrouwendag.

Ondertussen heeft haar oudste dochter, zelf ook al 65+, de fakkel over genomen. Elke dag, al die jaren dat het huis leeg stond, kwam ze er met haar man een kijkje nemen. Uit nostalgie, denk ik. En om brood te strooien voor de eenden op de beek. En de voorbije weken wandelde ze elke dag met haar man en hun honden tot aan het huis in opbouw. Om te kijken wat dane va Brussel daar aan het doen is. Op hun grond. De grond van Fin en Hoed.

Elke keer als ik haar zie, vraagt ze of de cabions nog niks kapot gereden hebben achter aan ons tuinhek. Het wegje is er bochtig en smal en niet verhard en toch moeten betonmixers en ander vrachtvervoer erdoor om bij het huis te geraken. Dat wil zeggen: spiegels inklappen om de muur van het eerste witte huis niet te raken en dan achteruit tot aan de werf want plaats om te draaien is er niet. En dan vooruit weer weg.

(rechts achter het witte huis zie je de bouwkraan en het witte luifel van een bouwvakkerstent)

En elke keer als ik haar zie, zegt ze dat zoon vier haar honden toch zo graag ziet. En zij hem. En ja, zoon vier vindt het heerlijk als een hond hem een lik geeft of zijn koude snoet tegen zijn hand drukt. Dan lacht hij en wil hij het dier aaien. Ik hou daar niet van. Want aaien wordt al snel pitsen en je weet maar nooit hoe zo’n dier reageert, ook al is het zo nen brave.

Op de terugweg werd de opklaring nog wat breder. Ik liep een laarzenspoor door onze tuin, op zoek naar voorboden van lente. En ik vond ze ook. In geel en groen, met druppels op de blaadjes.

 

9 gedachtes over “Fin, Hoed en de opklaring

  1. Fin en Hoed, nooit gekend, maar ik zie ze, uit de tijd dat mensen nog een naam hadden die iets over hen zei. Een verhaal van mensen die nog buren hadden, buurten die nog leefden. En via ‘die va Brussel’ toch nog verder leven.
    Een verhaal naar mijn hart Anna!

    Geliked door 1 persoon

  2. Pingback: Op een dag

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.